Volgens artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Staatssecretaris Fred Teeven zegde letselschade-expert Yme Drost desgevraagd toe dit artikel ten behoeve van ouders van minderjarige slachtoffers van een misdrijf te zullen verruimen.

In zijn arrest van 2 juli 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AE2642) overweegt de Hoge Raad dat op basis van artikel 51a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (inmiddels vervallen), door het begrip “rechtstreekse schade” alleen de vorderingen van de minderjarige benadeelde partijen met betrekking tot de immateriële schade voor toewijzing in aanmerking komen, aangezien de materiële kosten door de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige slachtoffers zijn gemaakt.

Concreet betekent dit dat bijvoorbeeld ouders van een seksueel misbruikt kind niet de materiële schade in het strafproces kunnen vorderen van de dader.

Tijdens de op donderdag 8 november 2012 gehouden Letselschade Raadsdag van De Letselschade Raad nam staatssecretaris Fred Teeven van het Ministerie van Veiligheid en Justitie de nieuwe Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL 2012) in ontvangst. De Hengelose letselschade-expert Yme Drost maakte van de gelegenheid gebruik om de staatssecretaris te vragen of hij het met hem eens was, dat ouders van een minderjarig slachtoffer met lege handen staan als het gaat om het vorderen van materiële schade ten gevolge van een misdrijf. Ook vroeg Drost de staatssecretaris of hij bereid was deze door Drost benoemde leemte in de wet te repareren. Teeven antwoordde Drost dat deze leemte inmiddels zijn aandacht had en beloofde de wetgeving zo aan te passen dat ook ouders van een minderjarig slachtoffer in het strafproces de materiële schade kunnen vorderen van de dader.

Het huidige artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering vindt u hier.