Rechtsbijstand door niet-advocaat bij afwikkeling letselschade. Overeengekomen beloning: deels vast bedrag, deels resultaatafhankelijk (25% van verkregen schadevergoeding plus btw). Rechtshulpverlener moet cliënt uitdrukkelijk en ondubbelzinnig wijzen op tweeledige beloningsstructuur en gevolgen daarvan. Dat is niet gebeurd. Slagend beroep op dwaling. Resultaatafhankelijke beloning niet verschuldigd. Artt. 6:2, 6:228, 7:401 en 7:405 BW.

Gerechtshof Amsterdam 19 december 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5249
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2017:5249

Hoger beroep op:
Rechtbank Noord-Holland 2 november 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:9078
Zaaknummer: 4978539/CV EXPL 16-3023

Rechtbank: “dubbel declareren” is in strijd met de goede zeden.
Belangenbehartiger vordert van zijn cliënt betaling van “succes-fee” van 25%. Door de WA-verzekeraar zijn de redelijke kosten reeds rechtstreeks vergoed. De kantonrechter oordeelt dat “dubbel declareren” in een situatie waarbij de aansprakelijkheid reeds door de verzekeraar reeds is erkend, onzedelijk is. Voor dit oordeel wijst de kantonrechter naar objectieve aanknopingspunten bestaande uit de inhoud van de GBL, het persbericht van het Verbond van Verzekeraars en het PIV en het antwoord van de Minister van Financiën op Kamervragen. De Letselschade Raad noemt het dubbel declareren onetisch en onaanvaardbaar. Het Verbond en het PIV spreken zelfs over oplichting; deze mening werd gedeeld door de Minister van Financiën. Daarnaast wijst de kantonrechter op de maatschappelijke discussie over de “graaicultuur” waarbij veel mensen zich verzetten tegen bovenmatige beloningen. De kantonrechter acht het artikel in de overeenkomst tussen belangenbehartiger en cliënt waarvan de belangenbehartiger nakoming vordert, in strijd is met de goede zeden en derhalve nietig”


Noot T.M. Spoler:

Opvallend is dat het hof niet inhoudelijk ingaat op de vraag of er daadwerkelijk strijd is met de openbare zeden, zoals de rechtbank oordeelde. Het hof gaat namelijk via een korte omweg meteen over op het zogenaamde leerstuk van de dwaling, die subsidiair ter verdediging is aangevoerd door de cliënt. Het hof komt tot het oordeel dat in de gegeven omstandigheden sprake is van dwaling en daarmee vernietigbaarheid van bovengenoemd bestreden artikel van de overeenkomst. Het hof concludeert dat de belangenbehartiger ook in hoger beroep geen aanspraak kan maken op de resultaatsgerichte beloning.
Voor de goede orde: het hof oordeelt dus niet dat het oordeel van de rechtbank (inhoudende nietigheid van de bestreden bepaling wegens strijd met de openbare zeden) onjuist is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank volledig.
Zie in het bijzonder rechtsoverweging 3.8-3.9, 3.17-3.18 en 4 van het arrest van het hof.