De Hoge Raad heeft bepaald dat een werkgever dient te zorgen voor een behoorlijke verzekering van zijn werknemers die aan het wegverkeer deelnemen en bij een verkeersongeval betrokken kunnen raken. Dat geldt voor een taxichauffeur, maar ook voor een advocaat onderweg naar een zitting.

“In de praktijk laten werkgevers dit nog weleens na. Ook is onduidelijk wanneer een verzekering als ‘behoorlijk’ geldt. Zowel werkgevers als werknemers hebben behoefte aan meer duidelijkheid in dit verband,” meent Arvin Kolder, advocaat bij PUNT Letselschade Advocaten in Groningen en docent bij de Rijksuniversiteit Groningen. Kolder was een van de organisatoren van de elfde editie van het Gronings Letselschadecongres op maandag 2 oktober. Het congres heeft als thema: ‘Overeenkomsten in Letselschadezaken’.

Het congres richtte zich dit jaar op contractuele verhoudingen in het letselschaderecht, een thema dat aansluit op de ontwikkelingen van de afgelopen tijd. Een daarvan betreft de vaststellingsovereenkomst. Op basis hiervan worden letselschadezaken veelal afgewikkeld door betaling van een geldsom aan het slachtoffer. “Dat gaat niet zelden om aanzienlijke bedragen, die ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor bepaalde vermogensafhankelijke toeslagen, denk aan zorg of huur,” aldus Kolder. “Het komt voor dat de letselschadeuitkering een negatieve invloed heeft. De schadevergoeding wordt dan gebruikt om die potjes aan te vullen. De vraag is hoe kan worden gewaarborgd dat de schadevergoeding wél voor de juiste zaken wordt gebruikt.”

Ook de vaak lastige verhaalspositie van slachtoffers van geweldsmisdrijven komt tijdens het congres aan bod. “De veroorzaker van het letsel zelf biedt regelmatig geen (volledig) verhaal, terwijl diens aansprakelijkheidsverzekeraar met een beroep op de zogeheten ‘opzetclausule’ ook niet hoeft uit te keren. Het slachtoffer blijft zodoende vaak in de kou staan,” zegt Kolder.

Het wordt volgens hem nog problematischer als het gaat om criminele gedragingen van jonge kinderen. Ter illustratie noemt hij de zogeheten ‘Facebookmoord’ uit 2014. Een vijftienjarig meisje werd daarbij door een veertienjarige jongen om het leven gebracht in opdracht van twee andere minderjarige kinderen. Aanleiding was een ruzie op Facebook. “De vraag die dan opkomt is niet alleen wie aansprakelijk kan worden gehouden, het kind en/of diens ouders, maar vooral ook hoe het zit met de dekking op grond van de betrokken verzekeringsovereenkomst.”

Volgens Peter Knijp, advocaat bij Stadermann Luiten Advocaten in Rotterdam is de positie van het slachtoffer na 2006 wel verstevigd door aan het slachtoffer een rechtstreeks vorderingsrecht op de aansprakelijkheidsverzekeraar toe te kennen. “Maar dat levert natuurlijk een spanningsveld op. Ik verwacht dat die discussie zich de komende jaren zal doorzetten.” Knijp was ook een van de sprekers op het congres in Groningen.

BRON: Advocatenblad