In de letselschadepraktijk komt het toch nog steeds met enige regelmaat voor dat de door de aansprakelijke partij (of een achterliggende verzekeraar) afgegeven belastinggarantie wordt ingeroepen omdat de fiscus een aanslag heeft opgelegd. De discussie met de fiscus ziet dan niet op het smartengeld (terecht want de Hoge Raad is daarover duidelijk geweest; die uitkering is onbelast), maar op het vergoede verlies aan verdienvermogen.

De fiscus laat zich bij een dergelijke fiscale aanslag vaak leiden door het gegeven dat bij het bepalen van de omvang van het verlies aan verdienvermogen bij niet zelfstandigen, wordt aangeknoopt bij het nettoloon kort voorafgaand aan de gebeurtenis waardoor de schade is geleden alsmede het te verdienen loon in de hypothetische situatie zonder ongeval.

Dat de gedachte van de fiscus – wellicht op het eerste gezicht overigens best te begrijpen – verkeerd is, laat zich eenvoudig verklaren door het bronnenstelsel dat het uitgangspunt vormt van de Wet op de Inkomstenbelasting (IB).  Het verlies aan verdienvermogen is een vergoeding voor het, door de gebeurtenis waarvoor aansprakelijkheid bestaat, niet meer kunnen verrichten van werkzaamheden. Het is geen compensatie voor gederfd loon. De verdiencapaciteit is aangepast (waarvoor de vergoeding), maar dat is geen bron in de zin van de Wet Inkomstenbelasting. Aldus komt box 1 niet in beeld, maar (wellicht wel) box 3.

Hoge Raad verandert niet van koers

Ondanks pogingen van de fiscus om de Hoge Raad van koers te laten veranderen, blijft deze de niet-belastbaarheid van het verlies aan verdienvermogen zien zoals hiervoor weergegeven. Dit blijkt uit het (recente) arrest van de Hoge Raad van 31 maart jl. Aan een politiebeambte werd daarin een bedrag toegekend ter compensatie van het leed als gevolg van een tweetal incidenten (ongevallen) die tijdens het uitoefenen van de dienstpraktijk hadden plaatsgevonden en de omstandigheid dat diens loopbaanontwikkeling daardoor sterk was gestagneerd.

De fiscus legde een aanslag op. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en de Hoge Raad wilden daar niet van weten. Zij oordeelden dat de vergoeding niet zozeer haar grond in een dienstbetrekking had en dat zij als daaruit genoten moest worden aangemerkt. Het ging hier om smartengeld én het vergoeden van de verloren gegane verdiencapaciteit.

Waar de fiscus het met enige regelmaat blijft proberen, hebben benadeelden er belang bij om de afgifte van een belastinggarantie te vragen aan de aansprakelijke partij (of de achterliggende verzekeraar). Gelet op het bovenstaande en ook weer het recente arrest van de Hoge Raad, blijft het voor de partij die de belastinggarantie heeft afgegeven zinvol om in zaken zoals deze zich te verweren tegen een aanslag van de fiscus gebaseerd op box 1.

BRON:  AWweb