Het Gerechtshof Den Haag heeft de Haagse Borstendokter Rock G. alsnog veroordeeld tot twee jaar cel, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Bijzondere voorwaarde die verbonden is aan deze proeftijd, is dat Rock G. gedurende die proeftijd geen medische behandelingen meer mag uitvoeren in binnen- of buitenland.

Het hof heeft Rock G. hiertoe veroordeeld, omdat hij als behandelend arts negen patiënten zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door op ondeugdelijke wijze chirurgische ingrepen uit te voeren. De patiënten hebben hierdoor infecties opgelopen en moeten verder leven met ontsierende littekens en verwondingen aan met name hun borsten. Letselschade-expert Yme Drost, wiens kantoor een van de slachtoffers bijstaat, is ingenomen met de veroordeling. Drost: “Een cliënt van ons heeft een schadevergoeding van het Hof toegewezen gekregen, nu afwachten of de arts nog in cassatie gaat bij de Hoge Raad.”

Bewezenverklaring
Het hof heeft bewezen verklaard, dat:
1. de chirurgische ingrepen niet plaatsvonden in een daarvoor geschikte operatiekamer;
2. onvoldoende zorg werd gedragen voor de reiniging en desinfectie van de operatieruimten, het meubilair, de medische hulpmiddelen en de (in veel gevallen gebruikte) mamma-navigator;
3. onvoldoende gebruik werd gemaakt van bevoegd en/of bekwaam assisterend personeel bij de ingrepen in kwestie;
4. de chirurgische ingrepen werden uitgevoerd onder sedatie, waarbij de vereiste randvoorwaarden ontbraken;
5. de wijze van statusvoering en verslaglegging onvoldoende was;
6. in strijd werd gehandeld met het vereiste ‘informed consent’ (‘informed consent’ houdt in, dat een patiënte van tevoren zodanig wordt geïnformeerd, dat hij/zij een weloverwogen beslissing kan nemen);
7. gebruik werd gemaakt van een apparaat (de mamma-navigator) dat niet past binnen de geldende professionele standaard;
8. onvoldoende werd voorzien in nazorg;
9. geen brononderzoek werd gedaan, nadat meerdere patiënten zich met “afstotingsverschijnselen” hadden gemeld.

Medische exceptie
Het hof is, kort gezegd, van oordeel dat Rock G. niet heeft gehandeld, zoals van een goed hulpverlener verwacht mag worden. Daarom komt Rock G. ook geen beroep toe op de zgn. ‘medische exceptie’. Die houdt in dat een arts pijn en/of letsel mag veroorzaken (en zich dus niet schuldig maakt aan een strafbaar feit) als hij in het belang van zijn patiënt een medische ingreep verricht. De rechtbank oordeelde eerder nog dat Rock G. wèl een beroep toekwam op de medische exceptie, waardoor vrijspraak volgde. Het hof oordeelt nu dus anders.

Tuchtrecht procedure

Door de advocaat van Rock G. was aangevoerd, dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Dit omdat Rock G. eerder al door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg voor (veel van) dezelfde feiten een boete en de maatregel van doorhaling van inschrijving in het BIG-register kreeg opgelegd. Volgens de advocaat van Rock G. zou hij op deze manier voor dezelfde vergrijp(en) twee keer een criminal charge krijgen, wat in strijd zou zijn met het strafrechtelijke beginsel dat je niet twee keer ‘gestraft’ mag worden voor hetzelfde vergrijp.

Het hof gaat niet mee in dit verweer en oordeelt als volgt: “De maatregelen zijn opgelegd in het kader van een tuchtrechtelijke procedure. Een dergelijke procedure wordt niet gevoerd op initiatief van het Openbaar Ministerie ten overstaan van de strafrechter en is reeds daarom niet als strafrechtelijk aan te merken. Daarnaast oordeelt het hof dat: “…de wet BIG niet gericht is tot het algehele publiek, maar slechts tot diegenen die werkzaam zijn in de individuele gezondheidszorg en beschikken over een BIG-registratie. De tuchtrechtelijke procedure ziet dan ook louter op het overtreden van normen die gekoppeld zijn aan het professionele handelen van de verdachte in het kader van voornoemde registratie. De omstandigheid dat (sommige van) deze gedragingen ook tot strafvervolging aanleiding kunnen geven is onvoldoende om in dit kader van een criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM te kunnen spreken.
Het hof overweegt dat de wet BIG ertoe dient om te waarborgen dat iemand met een beroep in de individuele gezondheidszorg handelt als goed hulpverlener, zoals ook in de uitspraken van de beide Medische tuchtcolleges is verwoord. Aldus is de tuchtprocedure, naar het oordeel van het hof, niet “criminal” van aard, maar strikt tuchtrechtelijk. Bovendien zijn de in die procedure vastgestelde verwijten aan de verdachte specifiek gericht op zijn functioneren als arts; in deze strafzaak spelen die verwijten alleen indirect een rol in het kader van de medische exceptie.
Ten aanzien van de laatste vraag naar de aard en zwaarte van de (door de tuchtrechter) opgelegde sanctie overweegt het hof dat uit artikel 48 van de Wet BIG volgt dat het berechtend college een waarschuwing, een berisping, een geldboete tot € 4.500,-, een schorsing van de inschrijving in het register (voor ten hoogste één jaar) en een doorhaling van de inschrijving in het register kan opleggen. Afgezien van de op te leggen boete zijn deze maatregelen typisch tuchtrechtelijk. Ten aanzien van de mogelijkheid om een boete op te leggen overweegt het hof dat, anders dan in het strafrecht, de Wet BIG geen mogelijkheid biedt tot het opleggen van vervangende hechtenis. Hoewel van de boete een punitief (straffend) effect uitgaat, maakt de zwaarte van deze maatregel niet dat deze als criminal is aan te merken. Met betrekking tot de aard van de aan de verdachte opgelegde maatregel, doorhaling van de inschrijving in het register, overweegt het hof dat de verdachte hiermee voornamelijk wordt getroffen in zijn recht op het uitoefenen van een beroep in de individuele gezondheidszorg in Nederland. Aldus kan naar het oordeel van het hof niet gezegd worden dat de aard en zwaarte van de tuchtrechtelijke maatregelen in het algemeen en de daadwerkelijk opgelegde maatregel in het bijzonder, maken dat deze als “criminal” dienen te worden aangemerkt.”

Yme Drost: “Strafrechtelijke veroordeling terecht”
Letselschade-expert Yme Drost: “Artsen moeten bij de behandeling van patiënten altijd het belang van de patiënt in het oog houden. Het belang van de patiënt staat voorop. Het ernstig veronachtzamen van de belangen van patiënten, zoals Rock G. dat heeft gedaan, is onaanvaardbaar. Voor zijn handelen hoorde hij dan ook gestraft te worden. Het is naar mijn mening terecht, dat het hof hem nu straf heeft opgelegd. Patiënten moeten kunnen vertrouwen op hun arts. Rock G. heeft het vertrouwen, dat zijn patiënten in hem stelden, ernstig beschaamd. Zijn handelen mocht dan ook niet onbestraft blijven.”