Begin december 2013 heeft de Advocaat-Generaal (A-G) bij de Hoge Raad, prof. mr. dr. L. Timmerman, geconcludeerd dat een beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over de pedovereniging Martijn niet in stand kan blijven. Het Hof oordeelde op 3 april 2013 dat de vereniging Martijn niet verboden en ontbonden kon worden. Het vernietigde daarbij de beschikking van de Rechtbank in Assen van 27 juni 2012 die de pedovereniging wel ontbond en verbood.
De A-G vindt dat de Hoge Raad, als het zijn conclusie tot vernietiging van de uitspraak van het gerechthof overneemt, de kwestie zelf definitief kan afdoen.
De Hoge Raad zal op 18 april a.s. uitspraak doen. De exacte overwegingen van de A-G worden woensdag 5 maart door de Hoge Raad gepubliceerd en zijn dan op deze website te vinden.
Pedovereniging met name in opspraak door website
Letselschade-expert Yme Drost, die namens de ouders van een seksueel misbruikte peuter de kwestie in mei 2010 aan het rollen bracht en het Openbaar Ministerie verzocht om deze procedure te voeren, hoopt dat er nu eindelijk een einde komt aan de zeer omstreden pedovereniging. De pedovereniging raakte met name in opspraak door de uitingen op haar website.
Het gerechtshof overwoog over die website:
“Op dit platform wordt een erotisch ideaal van het nog onvolgroeide kind tentoongesteld. In algemene zin is dat het beeld van de pure en onbezoedelde jeugd. Specifiek gaat het vooral om de verbeelding van jongens in de prepuberale fase als seksuele wezens. De volwassen pedofiel wordt daar naast geplaatst als degene die – meer nog dan de leeftijdgenoten van de minderjarige zelf – op een verantwoorde en liefdevolle wijze in diens ontluikende seksuele behoefte kan voorzien. Dit beeld wordt versterkt door de publicatie van expliciete erotische verhalen en foto’s van bijna geheel ontklede kinderen. De site bevat nagenoeg geen materiaal dat dit beeld corrigeert. De waarschuwing op de site dat de leden geen strafbare feiten moeten plegen, is in dit licht obligaat en onbetekenend.
(…)
Het openbaar ministerie voert dan ook terecht aan dat de vereniging de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen bagatelliseert, dergelijke contacten goedpraat, en ze zelfs verheerlijkt. Dit alles vormt naar het oordeel van het hof een daadwerkelijke en ernstige aantasting van het als wezenlijk ervaren beginsel dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind dient te worden beschermd.”
Verder was het hof van oordeel dat de seksuele delicten waarvoor (voormalige) bestuursleden van de vereniging in het verleden zijn veroordeeld, niet in verband konden worden gebracht met de “werkzaamheden” van de vereniging.
Samenleving dient opvattingen voor lief te nemen
Hoewel het hof van oordeel was dat de “werkzaamheid” van de vereniging een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormt van als wezenlijk ervaren beginsel van ons rechtsstelsel dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind dient te worden beschermd, verbood het de vereniging niet. Het hof was daarbij van oordeel dat de “werkzaamheid” van de vereniging de samenleving niet ontwricht of zou kunnen ontwrichten. Die (mogelijke) ontwrichting zou volgens het hof een vereiste zijn om de vereniging te kunnen verbieden en ontbinden. Verder overwoog het Hof dat de samenleving zelf weerbaar en in staat is zich teweer te stellen tegen ongewenste uitingen en gedragingen die zij wel als verwerpelijk, maar niet als strafwaardig aanmerkt. Ze heeft in beginsel ook opvattingen voor lief te nemen die in brede kring worden verafschuwd, zo overwoog het gerechtshof.