Er vinden dagelijks tientallen verkeersongevallen plaats in de ochtend- en avondspits. Deze spitstijden worden voornamelijk veroorzaakt door het woon-werkverkeer: miljoenen mensen die op weg zijn van huis naar werk of weer terug. De economische schade van al deze verkeersongevallen en verkeersdrukte komen volgens TNO voor het bedrijfsleven dit jaar al uit boven de 1 miljard euro’s. Maar ook de uitval van personeel (slachtoffers) en schade aan voertuigen zijn een grote schadepost.

Wanneer een werknemer slachtoffer wordt bij een verkeersongeval terwijl hij onderweg was naar zijn werk (of weer neer huis), komt hij ongetwijfeld voor de vraag te staan: Wie is aansprakelijk voor mijn (letsel-)schade? Moet hij daarvoor bij zijn eigen verzekeraar of de verzekeraar van de wederpartij? Of de verzekeraar van zijn werkgever, omdat het onder werktijd gebeurde? Daarbij is het wel belangrijk te bepalen of het woon-werkverkeer ook werktijd is.

Onder werktijd is de werkgever aansprakelijk voor (letsel)schade van zijn werknemers. Van de werkgever wordt verwacht dat hij zijn medewerkers goed verzekerd heeft als ze aan het werk zijn. Voor het geval zijn werknemers voor hun werk aan het verkeer deelnemen sluit een goede werkgever dan ook een inzittende-verzekering (SVI) af. Dat is een verzekering die de letselschade van de werknemer tijdens deelname aan het verkeer vergoedt.

Alle schade die de werknemer oploopt bij een aanrijding onder werktijd kan hij declareren bij de verzekeraar van zijn werkgever. Deze regeling is natuurlijk in de eerste plaats bedoeld voor mensen die beroepsmatig aan het verkeer deelnemen, denk aan de beroepschauffeurs. Maar ook voor werknemers die zich – tijdens het werk – tussen verschillende werkplekken moeten verplaatsen, op klantenbezoek gaan of een pakketje moeten afleveren. Dit wordt aangemerkt als vervoer dat plaatsvindt krachtens de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. In die gevallen neemt de werkgever de aansprakelijkheid voor eventuele letselschade op zich. Behalve wanneer er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de kant van de werknemer.

Woon-werkverkeer

Bij woon-werkverkeer ligt de situatie anders dan bij bovengenoemd werkverkeer. Woon-werkverkeer wordt gezien als privétijd en valt daarom in beginsel niet onder de zorgplicht van de werkgever. Ook al rijdt de werknemer naar zijn werk toe, hij is dan nog niet in dienst van zijn werkgever en op de weg buiten werktijd. De werknemer moet dan zijn eigen (letsel)schade ook via zijn eigen verzekeraar regelen. Hij kan zijn werkgever niet aansprakelijk stellen voor de schade die hij heeft opgelopen door een verkeersongeval tijdens woon-werkverkeer. Maar er zijn wel uitzonderingen!

Een essentiële voorwaarde om de werkgever toch aansprakelijk te stellen bij een ongeluk, is dat de werknemer op dat moment werkzaamheden voor zijn werkgever aan het uitvoeren was. Onder werktijd is dat logisch, maar er zijn ook situaties te nomen dat de werknemer onderweg van of naar huis voor zijn werkgever aan het werk is. Wanneer hij bij voorbeeld een pakketje of onderdelen moet afleveren of ophalen, of voor de baas nog ergens een klusje moet doen. Er moet wel sprake zijn van bijzondere situaties die vallen onder ‘niet-regulier’ woon-werkverkeer.

Er is nog een uitzondering waarbij de werkgever aansprakelijk te stellen is voor de letselschade bij een ongeval tijdens woon-werkverkeer. Wanneer een werknemers met een aantal collega’s een carpool-regeling heeft en dan een verkeersongeval krijgt, is de werkgever ook aansprakelijk voor de letselschade van de inzittenden. De wetgever heeft bepaald, dat een ongeval tijdens woon-werkverkeer waarbij carpoolende werknemers betrokken zijn, valt onder de werkgeversaansprakelijkheid. De SVI-verzekering van de werkgever moet dan ook de letselschade vergoeden.

De werkgever heeft er baat bij om de risico’s van aansprakelijkheid zoveel mogelijk te beperken. Op grond van goed werkgeverschap ligt op werkgevers de verplichting om te zorgen voor een behoorlijke verzekering van zijn werknemers, van wie de werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij als bestuurder van een motorvoertuig betrokken raken bij een verkeersongeval (tijdens werk-werkverkeer). Dit geldt in het bijzonder wanneer een werknemer gebruik maakt van een eigen auto voor zijn werk. De werkgever kan dan aan zijn verplichting voldoen door de werknemer financieel in staat te stellen om een behoorlijke verzekering af te sluiten. Wanneer aan de werknemer een leaseauto ter beschikking is gesteld, is vaak al sprake van een adequate verzekering.

Wanneer een werkgever twijfelt of hij voor zijn letselschade opgelopen onder woon-werktijd zijn werkgever aansprakelijk kan stellen, kan hij het beste advies inwinnen bij een letselschade-expert. Zo’n adviesgesprek is meestal kosteloos. Deze kan eventueel de schadevergoeding met de werkgever regelen. Wanneer de werknemer zelf niet aansprakelijk is voor het ongeval en de tegenpartij dat erkend heeft, kan een letselschade-expert met die tegenpartij onderhandelen over een rechtmatige vergoeding van de letselschade. Drost Letselschade treedt regelmatig op als belangenbehartiger van werknemers die een verkeersongeval hebben gehad.