Hoe ver kunnen en mogen verzekeraars gaan bij privacy-onderzoeken van slachtoffers om aan te kunnen tonen dat het letsel minder zwaar is dan de slachtoffers claimen? Het lijkt of verzekeraars steeds vaker het verband tussen een ongeval en de opgelopen letselschade in twijfel trekken. In een uitzending van De Monitor van 10 april 2016 kwam dat onder andere ter sprake.

Verzekeraars en Sociale Media

Ook letselschade-experts worden de laatste tijd steeds vaker geconfronteerd met het zogenoemd ‘schaduwen’ van cliënten/slachtoffers via de sociale media op Internet. Sommige verzekeraars grijpen dan op Facebook of andere sites gedeelde privé-informatie aan als reden om niet uit te willen keren. Ze lopen de gangen van slachtoffers na en als ze iets gevonden hebben, worden slachtoffers en hun belangenbehartigers hiermee geconfronteerd. De gevonden ‘belastende’ informatie wordt echter nogal eens uit zijn verband gerukt en gebruikt door de verzekeraar om aannemelijk te maken dat het wel meevalt met de klachten van het slachtoffer. Het fenomeen van schaduwen via sociale media doet zich vooral voor wanneer het slachtoffer letsel heeft dat langer dan een jaar nodig heeft om te genezen, of wanneer er geen zicht op herstel is, of er sprake is van blijvende invaliditeit. Vanwege het oplopen van de kosten, zal de verzekeraar scherper worden in de schade-onderhandeling. Dit bevordert een harmonieuze regeling van de schade tussen verzekeraar en belangenbehartiger bepaald niet. Letselschade-experts doen er goed aan om hun cliënten te adviseren sociale media af te sluiten voor derden. Of niet alleen positieve gebeurtenissen te melden, maar ook de impact van de letselschade op het dagelijkse leven.

Overigens staat het de verzekeraar vrij om informatie, die een slachtoffer openbaar deelt in zijn voordeel te gebruiken. Wanneer een verzekeraar twijfelt aan de betrouwbaarheid van de gegevens van een cliënt, mag deze sociale netwerken inzetten om op zoek te gaan naar bewijs van fraude. Het programma Radar besteedde daar onlangs ook aandacht aan.
De vraag is tot hoever de verzekeraar mag gaan in het verzamelen van gegevens van een slachtoffer? En dan niet om bedrog tegen te gaan, maar om een zo laag mogelijke schadevergoeding uit te betalen? Het wroeten in privé-levens van slachtoffers, waarbij zaken soms helemaal uit hun verband worden gerukt in de hoop iets te vinden dat de schadelast kan beperken, is een kwalijke zaak.

Verharding in onderhandelingen

In de letselschadewereld is de laatste tijd een verharding te merken vanuit de verzekeraar naar de cliënt/het slachtoffer. Verzekeraars worden steeds kritischer bij het uitkeren van schadevergoedingen. Ook doen zij steeds moeilijker over de kosten van de ingeschakelde belangenbehartiger. Verzekeraars zijn echter gehouden om die kosten bij aansprakelijkheid te vergoeden. Slachtoffers zijn daardoor soms jaren bezig voordat er een definitieve schaderegeling is getroffen. Ook voorschotten worden soms met moeite of bijzonder laat betaald, terwijl het slachtoffer daar toch recht op heeft. Door te betwisten dat er aansprakelijkheid is voor de geleden (letsel-)schade, kunnen verzekeraars de afwikkeling van een schade soms jarenlang frustreren. Het lijkt soms een standaard strategie om de mensen moe te maken, zodat slachtoffers eerder geneigd zijn om een zaak maar te schikken voor een feitelijk te lage vergoeding. In een onderzoek van De Monitor werd daar ook de vinger op gelegd. In dat onderzoek werd onder andere opgemerkt, dat de weerstand van verzekeraars het grootst is bij whiplashzaken. Slachtoffers die whiplash letsel opgelopen hebben, hebben helemaal het gevoel dat zij dubbel moeten bewijzen dat hun klachten daadwerkelijk door het ongeval zijn ontstaan.

Gedragscode Persoonsonderzoek

Verzekeraars staat het vrij om nader onderzoek te doen naar de omstandigheden van een slachtoffer. Echter, ze zijn daarbij wel gebonden aan de GPO, de Gedragscode voor Persoonlijk Onderzoek. Deze GPO uit 2011 is opgesteld om personen naar wie een persoonlijk onderzoek wordt ingesteld te beschermen tegen onnodige inbreuken op hun persoonlijke levenssfeer en om de gedragingen van verzekeraars op dit gebied toetsbaar te maken. Deze code betreft echter in de eerste plaats onderzoek naar mogelijke fraude. Op grond van de GPO mag een verzekeraar een persoonlijk onderzoek instellen, indien hij een geldige reden tot twijfel heeft over de juistheid of volledigheid van de resultaten van feitenonderzoek, zodanig dat bij de verzekeraar een redelijk vermoeden van fraude is ontstaan. De verzekeraar dient bij het instellen van een persoonlijk onderzoek steeds een zorgvuldige afweging te maken tussen de diverse belangen die aan dit onderzoek zitten en de mate waarin er sprake van kan zijn, dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene wordt geraakt. Bij een geconstateerde opzettelijke overtreding van de GPO kan een verzekeraar zelfs beboet worden door de Autoriteit Persoonsgegevens.