De zaak Jansen Steur sleept zich inmiddels 10 jaar voort. De voormalig neuroloog stelde tientallen onjuiste diagnoses en werd door de rechtbank tot 3 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Het hoger beroep daarvan dient in mei.
Inspecteurs van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) werd verweten onvoldoende te hebben ingegrepen. Het handelen van de IGZ in de zaak werd door de commissie Hoekstra uiterst negatief beoordeeld.
IGZ stelde zich op tegenover slachtoffers
Slachtoffers verweten de IGZ de kwestie Jansen Steur nooit voor de medische tuchtrechter te hebben gebracht. Maar op het moment dat een ziekenhuisbestuurder door het tuchtcollege in de kwestie werd veroordeeld, kwam de IGZ wel in actie. De IGZ stelde zich, in de beleving van de slachtoffers, tegenover hen op, door tegen de uitspraak hoger beroep in te stellen. Slachtoffers van Jansen Steur namen de IGZ dat niet in dank af.
De IGZ stelde, met de ziekenhuisbestuurder, dat in zijn algemeenheid geen tuchtklachten kunnen worden ingediend tegen ziekenhuisbestuurders in het kader van hun bestuurlijk handelen of nalaten. De klagers zouden daarom in hoger beroep alsnog niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, zo stelde de IGZ.
Het Centraal Tuchtcollege van de Gezondheidszorg is het niet eens met die visie. Het oordeelde vandaag:
“Volgens de tweede tuchtnorm (art. 47 lid 1, aanhef en onder b, Wet BIG) is de arts onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in de hoedanigheid van arts in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg. Wat de klagers de arts verwijten kan op zichzelf worden beschouwd als een zodanig handelen of nalaten. De klachten van klagers betreffen immers het optreden van de arts dat volgens klagers – kort gezegd – niet adequaat was in het licht van de toen aan de arts bekende ernstige gezondheidsrisico’s die patiënten van de neuroloog liepen als gevolg van de toen gebleken verslaving van de neuroloog aan bepaalde medicijnen en gebreken in zijn diagnostiek en dossiervoering. Dit levert voldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg op en op voorhand kan niet gezegd worden dat hier sprake is van een zodanige keuzevrijheid van de arts als ziekenhuisbestuurder in de bedrijfsvoering dat om die reden een toetsing aan de tweede tuchtnorm uitgesloten zou zijn en de klagers daarom in hun klacht niet ontvankelijk zouden zijn.
Vervolgens moet het de arts verweten handelen of nalaten niet alleen een handelen of nalaten in de hoedanigheid van ziekenhuisbestuurder maar tevens in de hoedanigheid van arts betreffen. In een geval als het onderhavige waarin, naar vaststaat, de arts ter zake steeds is opgetreden als bestuurder van het ziekenhuis waaraan de neuroloog was verbonden, kan eerst sprake zijn van een tevens optreden in de hoedanigheid van arts indien hij bij zijn optreden als bestuurder tevens zich heeft begeven op het terrein waarop hij ook de deskundigheid bezit waarvoor hij als arts in het BIG-register is ingeschreven. Gemeten aan deze maatstaf moet geconcludeerd worden dat wat de arts door klagers wordt verweten ligt op het deskundigheidsgebied van een arts. Het door klagers aan de arts verweten niet adequate optreden in het licht van de hem bekende ernstige gezondheidsrisico’s die patiënten van de neuroloog liepen als gevolg van de toen gebleken verslaving van de neuroloog aan bepaalde medicijnen en gebreken in zijn diagnostiek en dossiervoering ligt immers zonder twijfel in het algemeen ook op het terrein waarop de arts de deskundigheid bezit waarvoor hij als arts in het BIG-register is ingeschreven, en niet uitsluitend op het deskundigheidsterrein van een neuroloog of andere arts.
(…)
Op grond van een en ander moet geoordeeld worden dat klagers in hun klachten ontvankelijk zijn en dat het hoger beroep van de Inspectie, dat tot de ontvankelijkheid van klagers is beperkt, en het incidentele beroep van de arts in het beroep van de klagers worden verworpen.”
Drost blij met overwegingen Centraal Tuchtcollege
Letselschade-expert Yme Drost is blij met de overwegingen van het Centraal Tuchtcollege: “De uitspraak maakt duidelijk dat BIG-geregistreerde ziekenhuisbestuurders oog moeten hebben voor de gezondheidszorg die in hun ziekenhuis aan patiënten wordt geboden. Als ze dat niet of onvoldoende doen, kunnen ze tuchtrechtelijk ter verantwoording worden geroepen.” Drost hoopt dat hiermee ziekenhuisbestuurders minder snel een oogje zullen dichtknijpen als er in hun ziekenhuis iets mis gaat.
De kwestie Jansen Steur werd jarenlang binnenskamers gehouden om de goede naam van het ziekenhuis te beschermen. Slachtoffers bleven daardoor jarenlang met een verkeerde diagnose en dito behandeling rondlopen.
De volledige uitspraak vindt u hier.