Kingma: Van het geheimhouden van zulke zaken krijg je altijd lastENSCHEDE – Herre Kingma, sinds 2006 voorzitter van de Raad van Bestuur van het MST, zit zich al sinds 12 januari te verbijten. Het ene na het andere verhaal komt naar buiten over de wantoestanden rond de oud-neuroloog Jansen Steur, die zeker tusen 2000 en 2004 tientallen patiënten ten onrechte vertelde dat ze ongeneeslijk ziek waren. En het MST komt er steeds negatiever op te staan, als doofpot-ziekenhuis. Maar Kingma moest zwijgen. Dit omdat het vroegere MST-bestuur in 2004 met de bewuste arts had afgesproken te zwijgen over het schandaal. Bovendien was – in ruggespraak met de regionale inspectie in Zwolle – besloten geen aangifte te doen bij justitie en de zaak niet door te spelen aan het medisch tuchtcollege.
MST-topman Herre Kingma is gisteren ‘ontploft’ toen oudbestuurder Tom Zijlstra in deze krant de vuile was over Jansen Steur naar buiten bracht.
Maar zwijgen is niet Kingma’s sterkste kant. Hij predikt – altijd – openheid. De MST-topman is gisteren dus ontploft, toen uitgerekend oud-bestuurder Tom Zijlstra in deze krant de vuile was over de arts naar buiten bracht. Hij heeft per direct een extern onderzoek gelast naar wat er precies is gebeurd in het MST. Hij vindt het helemaal fout dat destijds de wantoestand in stilte is opgelost. „Simpel: dit had nooit mogen gebeuren.
Ik weet niet of ik aangifte had gedaan, maar ik had het zeker niet stilgehouden. De onderste steen moet boven.” Hij is woedend op Zijlstra. Cynisch: „Het is erg stoer van Zijlstra om nu van van het ene medium naar het andere te rennen. Maar het is een laffe actie om snel even zijn straatje schoon te vegen. Hij is er verantwoordelijk voor dat de zaak is stilgehouden. En wij zijn daar jaren later als nieuw bestuur met handen en voeten aan gebonden. Hij komt nu de public hero uithangen, maar wij zitten met zijn rotzooi. Ik ben niet het probleem dat het zo is gegaan. Dat maakt me ongelofelijk kwaad.” De keuze van het vroegere bestuur om de zaak stil te houden, was vragen om problemen, vindt Kingma.
„Dat is toch iets van de vorige eeuw om het zo te doen. Zo moet je niet met zo’n zaak omgaan. Zo moet je ook niet met patiënten omgaan. Daar krijg je altijd last van, en dat zie je nu. Met veel imagoschade voor het ziekenhuis. Ik weet dat het achteraf makkelijk praten is. Maar ik had die arts per direct ontslagen. En ook niet toegestaan dat hij nog een jaar zijn salaris kreeg, tot aan de vut, zoals Zijlstra deed. En dus niet stilgehouden Kingma zegt dat hij vorige week ‘pas voor het eerst’ het hele dossier-Jansen Steur heeft doorgenomen.
„Het moment dat Justitie er om vroeg.” Tot 12 januari, toen deze krant meldde dat gedupeerde patiënten alsnog vervolging eisen, was er in zijn ogen ook geen reden voor. Hij kende – zegt hij – de omvang van ‘de beerput’ niet, niet als bestuurder van het MST, maar ook niet in zijn eerdere functie als hoogste inspecteur van de gezondheidszorg (2000-2006).
„Ik heb er nooit bemoeienis mee gehad. In de overdracht is de kwestie in het ziekenhuis niet aan de orde gekomen. Dat hoefde ook niet per se. De zaak was formeel al afgehandeld. De arts was al weg. Op dat het moment werd zijn salaris ook niet meer betaald. En de gedupeerde patiënten moesten ondertussen allemaal wel door andere artsen gezien zijn, en geholpen, in ons ziekenhuis of elders. Meerderen zijn via het MST voor second opinions naar elders verwezen. Tot hoe ver moet je dan terug in een overdracht?”
Maar volgens Kingma is de verfoeide deal ook ‘nooit’ met hem besproken door de regionale inspecteur. Zijlstra zegt dat het hem ‘wel goed denkbaar’ leek, dat de inspecteur ruggesteun ‘hogerop’ had gevraagd. Kingma, woedend: „Ik heb dat voor de zekerheid nog uitgezocht. Want het is lang geleden. Maar pertinent niet. De regionale inspecteurs hebben de autonomie en de bevoegdheid om zoiets zelf af te handelen. Achteraf kun je je afvragen: was het niet beter geweest om dat op een hoger niveau te bespreken? Ik vind achteraf, dat het wel had gemoeten. Maar dat is niet gebeurd, en het had volgens de werkwijze van toen ook niet gehoeven.”
De inspectie had de zaak bij het medisch tuchtcollege kunnen brengen. Of bij justitie aangifte kunnen doen. „Maar ook beide. Dat is het dilemma waar de inspecteurs altijd voor staan in heikele zaken.” Kingma waagt zich er niet aan te zeggen wat hij had gekozen. „Maar laat ik het zo zeggen: wat er is gebeurd, is zeer tuchtwaardig.” En over wel of geen aangifte? „Daar heb ik wel een gevoel bij, maar ik laat me er nu niet over uit.” Kingma zegt echter ook ‘wel te kunnen begrijpen’, waarom uiteindelijk door de inspecteur geen enkele stap is genomen. „De arts was weggestuurd. Eerst met ziekteverlof, daarna in de VUT. De patiënten liepen eigenlijk geen gevaar meer. Dat hij na zijn pensioenering toch is gaan werken, was niet te voorzien. En al was hij door het tuchtcollege bestraft, ook dan heb je geen volledige zekerheid dat hij niet over de grens weer aan het werk zou gaan. De controle is niet waterdicht. Je hebt daar amper grip op. De ‘reizende arts’ is – helaas nog – een bekend probleem.”