Letselschade-expert Yme Drost heeft namens de vijf klagers de klacht, die hij vorige week indiende bij het (medisch) Regionaal Tuchtcollege Zwolle, gisteren uitgebreid met nieuwe tuchtrechtelijke verwijten. Eén van de nieuwe verwijten aan het adres van Jansen Steur is het in 2003 aanbieden van marihuana uit de “bureaula” aan één van de klagers, alsmede die klager voor verdere verstrekking te verwijzen naar een Jansen Steur bekende persoon uit het drugscircuit. Wettelijk mogen alleen apothekers, vanaf 1 september 2003, medicinale cannabis leveren en dan ook nog alleen op recept. Cannabis valt onder de Opiumwet. Er zijn meerdere meldingen bij Drost Letselschade binnengekomen van het door Jansen Steur aanbieden van marihuana aan patiënten vanuit de “bureaula”.
De tuchtklacht, waarover het Regionaal Tuchtcollege zich zal hebben te buigen, richt zich tegen de voormalig neuroloog Jansen Steur, twee voormalige bestuurders van het Medisch Spectrum Twente (MST), de huidige voorzitter van de Raad van Bestuur van het MST, evenals drie voormalige inspecteurs van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Alle aangeklaagden zijn BIG-geregistreerd. De tuchtrechter is gevraagd Jansen Steur het recht te ontzeggen zich weer in het BIG-register in te schrijven. Het is de zwaarste maatregel die de tuchtrechter aan Jansen Steur kan opleggen. De maatregel van ‘schrapping’ is niet mogelijk: Jansen Steur liet zich in 2009 uit het BIG-register schrijven na een ‘deal’ met IGZ.
Klagers verwijten de ‘aangeklaagden’ tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en nalaten in strijd met de zorg die zij als BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar in die hoedanigheid behoorden te betrachten (de eerste tuchtnorm) en/of het handelen en nalaten in de hoedanigheid van hulpverlener in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (de tweede tuchtnorm).
Tuchtklacht tegen bestuurders en leidinggevenden is ontvankelijk
In de media is discussie ontstaan of er wel een tuchtklacht kan worden ingediend tegen bestuurders van een ziekenhuis en inspecteurs van IGZ. Of om het juridisch te zeggen, of klagers in een dergelijk klacht wel ontvankelijk zijn. Drost, die met veel vragen op dat punt werd benaderd, wijst op de jongste jurisprudentie die aangeeft dat het wel degelijk mogelijk is.
Uit een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege d.d. 26 juni 2012, in de zaak onder nummer C2011.008, kan worden opgemaakt:
“3.4. In tegenstelling tot eerdere jurisprudentie is het Centraal Tuchtcollege thans van oordeel dat artsen in een bestuurlijke en/of leidinggevende functie voor hun handelen tuchtrechtelijk aansprakelijk kunnen zijn. Het is onmiskenbaar de bedoeling van de wetgever geweest dat ook dit (…) handelen tot een tuchtrechtelijke veroordeling zou kunnen leiden, mits het handelen voldoende weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg (Kamerstukken II. 1985-1986, 19 522, nr. 3, p. 74-76 en 1987-1988, 19 522, nr. 7, p. 97-98). Tegen die achtergrond is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de omschrijving van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg zoals opgenomen in artikel 1 wet BIG er niet aan in de weg behoeft te staan dat handelen van artsen in een bestuurlijke of leidinggevende functie als tuchtrechtelijk relevant handelen aan de tuchtrechter wordt voorgelegd.
(…)
Het voorgaande houdt in dat klager in de klacht ontvankelijk is en dat de beslissing waarvan beroep niet in stand kan blijven.”
Dat geldt ook voor een verpleegkundige in een bestuurlijke functie. Het Regionaal Tuchtcollege Zwolle overwoog bij uitspraak van 7 juni 2012 :
“5.1
Met betrekking tot de ontvankelijkheid:
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of het handelen zoals door klaagster aan verweerster wordt verweten tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster kan opleveren. Daarbij is van belang dat verweerster niet zelf zorg verleende maar handelde in haar hoedanigheid van lid van de Raad van Bestuur.
(…)
Tegen die achtergrond is het college van oordeel dat de omschrijving van handelingen in artikel 1 Wet BIG er niet aan in de weg hoeft te staan dat het handelen van een verpleegkundige die, zoals verweerster, uitsluitend in een bestuurlijke functie werkzaam is, als tuchtrechtelijk relevant handelen aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. Dat betekent dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht.”
Volgens Yme Drost geldt het vorenstaande ook voor inspecteurs van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Drost: “Hoewel een novum, valt niet in te zien waarom inspecteurs als BIG-geregistreerde anders tuchtrechtelijk behandeld zouden moeten worden.”