Het ‘Gezondheidsonderzoek gebruik gevaarlijke stoffen bij Defensie: POMS, chroom-6 en CARC’ is in volle gang. Dit onderzoek wordt gecoördineerd door het RIVM. Het RIVM onderzoekt of er een verband is tussen de gezondheidsklachten die (ex-)medewerkers melden en hun blootstelling aan chroom-6 en CARC tijdens werkzaamheden voor Defensie. Deskundigen van andere organisaties worden actief betrokken bij het onderzoek.
Opzet onderzoek
De eerste stap was het helder krijgen van alle vragen die leven en onderzocht moeten worden. Hiervoor zijn vragen verzameld bij alle belanghebbenden via groepsgesprekken en een online vragenlijst. Ook zijn vragen meegenomen die zijn gesteld tijdens voortgangsbijeenkomsten van Defensie en via de e-mail. Dit resulteerde in meer dan 1.400 vragen. Het RIVM heeft deze 1.400 vragen gebundeld in enkele tientallen onderzoeksvragen. Dat was de tweede stap. Bij dat proces is geen vraag verloren gegaan. De Paritaire Commissie heeft een besluit genomen over welke vragen onderzocht moeten worden en in welke volgorde. De door de Commissie vastgestelde onderzoeksvragen zijn door de onderzoekers uitgewerkt in een onderzoeksplan. Inmiddels zijn tien onderzoeksplannen vastgesteld door de Paritaire Commissie. Hiermee is stap drie afgerond, tenzij er nieuwe deelonderzoeken en daarmee onderzoeksplannen bijkomen. Momenteel zijn ze bij stap vier in het onderzoek: het onderzoeken en beantwoorden van de onderzoeksvragen. Tenslotte zal stap vijf gaan over het informeren over de resultaten vanuit de deelonderzoeken.
Onderzoeksvragen
De vastgestelde onderzoeksvragen zijn ingedeeld in 11 deelonderzoeken. Het onderzoek is heel omvangrijk en is daarom onderverdeeld in deelonderzoeken. Het RIVM heeft voor de indeling in deelonderzoeken gekozen, zodat er zo gauw mogelijk antwoord op vragen komt en men niet hoeft te wachten tot het volledige onderzoek is afgerond. Daarbij zijn zorgvuldigheid en kwaliteit wel heel belangrijk. Het RIVM heeft dit hoog in het vaandel staan, maar ook de Inhoudelijke Klankbordgroep en Paritaire Commissie spelen daar een rol in.
Voor het beantwoorden van de vragen is informatie van (ex-) medewerkers van Defensie nodig. Het RIVM heeft namelijk een goed beeld van de praktijk nodig. Hiervoor wordt met zoveel als nodig (ex-)medewerkers van verschillende locaties gesproken. En ook met (ex- )medewerkers die in verschillende periodes werkzaam waren in diverse functies. Daarnaast wordt met nabestaanden contact gezocht.
Informatie vergaren
Na de zomer worden gesprekken gevoerd met (ex-) medewerkers van POMS-locaties voor het onderzoek. Op deze manier wil het RIVM werksituaties en blootstelling verder in kaart brengen. Alle informatie van (ex-)medewerkers zal vertrouwelijk worden behandeld en niet worden doorgegeven aan derden of aan Defensie. Ook zal de informatie niet te herleiden zijn tot een persoon. Het CAOP zal mensen uitnodigen om hieraan deel te nemen.
Niet iedereen zal worden uitgenodigd om deel te nemen, want dat is niet nodig voor het onderzoek. Daarnaast zou het onderzoek dan onnodig lang duren. Ondanks dat niet iedereen uitgenodigd zal worden om deel te nemen aan het onderzoek, is het wel belangrijk dat zoveel mogelijk (ex-) medewerkers en nabestaanden zich registreren bij het CAOP.
Zo krijgen ze een volledig beeld van medewerkers en kan het CAOP zoveel mogelijk mensen van alle locaties betrekken.
Bron. RIVM